Profvoetballers en muziek – het is altijd een schrijnende combinatie geweest. Al toen ik op de middelbare school zelf nog niet verder kwam dan Linkin Park en Limp Bizkit, haalde de VI Persoonlijk-rubriek de meest vervelende muzieksnob in mij naar boven. Smartlappen en R&B-glijers. Voor de gemiddelde Eredivisieprof leken er maar twee soorten liedjes te bestaan.
Natuurlijk wist ik ook wel dat die Persoonlijk-rubriek volledig bestond uit typische, cliché-brakende napraterij waar de voetballerij om bekend staat. Favoriete boek? De Ontvoering van Freddy Heineken. Favoriete drankje? Een bacootje. Favoriete muziek? Vul maar in. Maar toch. Stiekem hoopte ik altijd op die ene uitzondering. Die uitzondering die amper voorkwam en nog steeds amper voorkomt. Nog altijd begin ik spontaan te juichen als ik wél een voetballer aantref die geen genoegen neemt met wat zijn teamgenoten in de kleedkamer draaien.
Thomas Verhaar die even naar Beuningen rijdt om The National aan het werk te zien en op Instagram stilstaat bij de dood van Leonard Cohen. Edouard Duplan die in de Volkskrant aangeeft graag indie-bandjes te volgen en en passant Jacques Brel en The Walkmen namedropt. Victor Fischer die als cultureel buitenbeentje wordt bestempeld vanwege zijn voorliefde voor Gorillaz en Arctic Monkeys. Niets dan hulde voor deze mannen – al was het maar omdat ze van de norm af durven te wijken.
Er is echter één man die al jaren op mijn grootste muzikale gejuich kan rekenen: Björn van der Doelen. Voormalig ijzervreter van PSV, Standard Luik, FC Twente en NEC, huidig leverancier van prachtige Americana-liedjes. Over liefde. Over vrienden. Over sigaretten.
Toegegeven, Björn en ik delen een geschiedenis. Toen ik nog droomde van een profcarrière bij PSV, maakte De Witte Tornado daar al furore in ‘het eurste’. Zijn debuut staat nog altijd op mijn netvlies gebrand – en dankzij de vinger van Edwin Gorter bij hemzelf waarschijnlijk ook. Ook toen ik later in Nijmegen ging studeren en ik mijn profvoetbalaspiraties al lang en breed in de koelkast had gezet, was Björn daar weer – inmiddels als cultheld van de plaatselijke Eendracht Combinatie (en frequent bezoeker van Café de Fuik). En nu, weer een goede 10 jaar verder, dompel ik mezelf onder in die heerlijke Brabantse mijmeringen op zijn net verschenen plaat.
Mijn sympathie heeft-ie altijd gehad. Zelfs toen ik nog geen idee had van zijn muzikale kwaliteiten, was Björn al met gemak mijn favoriete PSV’er. Je zag aan alles dat de opschepperige voetbalwereld niet zijn wereld was. Borstklopperij was hem vreemd. En in zijn huidige leven als muzikant is dat niet anders.
Meeliften met het Groots met een Zachte G-succes van Guus Meeuwis, optreden bij DWDD, zijn bekendheid als voetballer uitmelken – het had allemaal gekund. Maar nee, Björn speelt liever ‘solo paar liedjes’ in De Enck in Oirschot, De Kattendans in Bergeijk en De Kei in Reusel voor een handvol liefhebbers. Elke bestelde plaat doet-ie vrolijk zelf op de post en ook op Facebook is het niemand anders dan Björn zelf die reageert op zijn fans.
Geen eigen club op Ibiza. Geen gokschulden. Geen zes auto’s voor de deur. Gewoon een prima huiske in Eindhoven, “leven van het bedrag dat het pensioenfonds van ex-voetballers elke maand aan mij uitkeert” en mooie liedjes maken. Hele mooie liedjes.
Profvoetballers en muziek – gelukkig bestaan er ook uitzonderingen.
Elke maand de beste odes en lijstjes in je mailbox? Meld je aan!
Tekst: Erik Molkenboer