Bijnamen en voetbalclichés. Daar kun je me midden in de nacht voor wakker maken. De Stier van de Bosporus, de Tovenaar van Tatabánya of De Witte Socrates: stuk voor stuk epische bijnamen voor nog epischere voetballers. Ook de mindere goden, die hun gehele carrière bij dezelfde laagvlieger in de luwte voetbalden, kregen dikwijls een bijnaam toegedeeld als dank voor hun trouw. Zo ook John Feskens, gekscherend D’n Beitel genoemd in Tilburg en omstreken.
Als geboren Kruikenzeiker was ik uiteraard veelvuldig in het golvende stadion aan de Goirleseweg te vinden. In het Schrobbelèr-vak, welteverstaan. Schrobbelèr is de lokale kruidenbitter en een zoete variant van het alom geprezen Jägermeister. Waar vriendschap wordt gevierd, komt Schrobbelèr op tafel.
Zo zoet als een borreltje Schrobbelèr was, zo zoet waren de tijden van het Willem II aan het eind van de 20e eeuw. ‘Koning Co’ wist de Tilburgse formatie namelijk naar de Champions League te loodsen. Dat was voor niemand een verrassing, want de succescoach beschikte over een fantastische selectie: de perfecte mix tussen jonge talenten als Joris Mathijsen en Nuelson Wau en gelouterde toppers als Geoffrey Prommayon, Jatto Ceesay en Yassine Abdellaoui. De grote afwezige? Clubman John Feskens.
De rossige middenvelder maakte net het jaar daarvoor de uiterst gevoelige overstap naar NAC Breda. In de Baroniestad moest John vervolgens met lede ogen aanzien dat zijn geliefde club naar grootse hoogten steeg. Zonder hem.
Zonder zijn nimmer aflatende vechtlust, tackles, ren- en vliegwerk en onbetwiste leiderschap. Zonder zijn flinke fysiek, sterke gelaatstrekken en immense kin die menig tegenstander angst inboezemde en hem zijn bijnaam opleverde. Zonder D’n Beitel. En dat deed pijn. John deelde immers al sinds 1982 de lakens uit in de textielstad.
In vijftien jaar dienstverband speelde Feskens bijkans 450 wedstrijden in het shirt van de Tricoleres. John gaf altijd thuis en droeg zelfs meerdere jaren de aanvoerdersband. Dat was voor de hoge heren aan de bestuurstafel echter niet genoeg om de box-to-box-speler een verbeterd contract aan te bieden. De vis begon duidelijk te stinken bij de kop en dat was voor John reden genoeg om zijn heil elders te zoeken. Hij beitelde zich een weg naar Breda en werd bij de aartsvijand met open armen ontvangen. Mister Willem II, spelend bij NAC. Dat was natuurlijk ongehoord. John lachte het laatst.
Enkele jaren later, John was inmiddels jeugdtrainer in Waalwijk, betoog het clubbestuur van de Tricolores spijt en doopte het supportershome om tot ‘Café D’n Beitel’. Klaarblijkelijk wilden ze Mister Willem II maar al te graag weer in de armen sluiten. John nam zijn club in genade aan en keerde als assistent-trainer terug naar zijn geboortestad.
De cirkel was rond. D’n Beitel was weer thuis.
Elke maand de beste odes en lijstjes in je mailbox? Meld je aan!
Tekst: Niek Leermakers