Tegenwoordig kijkt niemand er meer raar van op: een IJslander in de Eredivisie. Midden jaren negentig was dat wel anders. Toen spits Eiður Smári Guðjohnsen twintig jaar geleden in Eindhoven arriveerde, keek menig voetbalfan zijn of haar ogen uit. IJslanders kunnen namelijk helemaal niet voetballen, was de algemene consensus. Een glansrijke profloopbaan later is iedereen er inmiddels wel over uit. Niet de glorieuze campagne van nationale equipe afgelopen zomer, maar de onverzettelijke, hoogblonde spits zette het IJslandse voetbal op de kaart. De jonge honden onder Eiður’s hoede hoefden de bal alleen maar in te tikken. Het IJslandse sprookje was geboren.
Eiður rechtte zijn rug en verdiende met zijn goede spel een transfer naar de fameuze Premier League. Bij Bolton Wanderers werd de weg omhoog pas écht ingeslagen. Topclub Chelsea haalde de veel scorende spits voor een prikkie op en de transfer bleek al snel een schot in de roos. De ‘Ice Man’ ontmoette in Londen zijn maatje én aanvalspartner Jimmy Floyd Hasselbaink. Twee handen op één buik. Zowel op als buiten het veld.
De mannenliefde tussen de technisch vernufte Guðjohnsen en de pijlsnelle slash beresterke Hasselbaink resulteerde in bergen goals. Iedere wedstrijd strooide de IJslander wel met één op twee splijtende passjes, waarna ‘Jerrel’ het leer er zonder pardon ingleed. Ook in het uitgaansleven.
FC Barcelona was er als de spreekwoordelijke kippen bij om Eiður voor een recordbedrag over te nemen. In zijn eerste seizoen in Catalonië hield de beste man zich prima staande. Hij scoorde zelfs meer goals dan wereldvoetballers als Eto’o, Messi en Ronaldinho. Het nachtleven in Barcelona kon de Ice Man klaarblijkelijk niet bekoren. En dat was maar goed ook.
In de aanloop naar het Europees Kampioenschap voetbal van dit jaar, werd Guðjohnsen, inmiddels spelend voor Pune City in de Indiase Super League, aangesteld als mentor én pinchhitter van het team. IJsland beschikte nu immers over een prima lichting jongere aanvallers, als Kolbeinn Sigþórsson, Alfreð Finnbogason en Gylfi Sigurðsson. De rest van het team voetbalde onderwijl bij middenmoters in Engeland, Zweden, Nederland en Noorwegen.