Augustus 2015. Ik maak een rondreis door Noorwegen en zit in de trein van Bergen naar Oslo. Terwijl de fjorden aan me voorbij trekken, bekruipt me een nostalgisch gevoel. Wat is er met het Noorse profvoetbal gebeurd? Met weemoed denk ik terug aan eind jaren negentig, toen Rosenborg nog hoge ogen gooide in de Champions League en de Premier League werd overspoeld met klasbakken uit Noorwegen.
Elke zondag stond ik voor dag en dauw op om de herhaling van Match of the Day te kijken. Een prachtige openingstune, fantastische wedstrijden en vooral heel veel Noren. Het hele Noorse nationale elftal leek wel in Groot-Brittannië te vertoeven – als ze niet bezig waren WK-finalist Brazilië te verslaan tenminste. Henning Berg, Ronny Johnsen én Ole Gunnar Solksjaer wonnen de Champions League met Manchester United. Claus Lundekwam en Egil Ostenstad waren belangrijk voor Southampton. Stig Inge Bjornebye en Oyvind Leonhardsen pakten hun minuten bij Liverpool. En terwijl Steffen Iversen zichzelf onsterfelijk maakte bij Tottenham Hotspur, zetten Eirik Bakke en Alf Inge Haaland de lijnen uit bij Leeds United. Rasvoetballers met klinkende namen, stuk voor stuk. Maar een van hen sprong er voor mij – letterlijk – met kop en schouders boven uit: Tore Andre Flo. De grote vriendelijke reus uit Stryn.
Zijn club, Chelsea, was in die jaren een prima subtopper. Hoewel het Russische oliegeld nog een aantal jaar op zich liet wachten, wisten de Londenaren toch al een prachtig vreemdelingenlegioen op de been te brengen. Met de Franse WK-gangers Franck Leboeuf en Marcel Desailly, brute Britten als Graeme Le Saux en Dennis Wise, kleurrijke Nederlanders als Ed de Goey en Mario Melchiot en geroutineerde Italianen als Roberto Di Matteo en Gianluca Vialli was het wekelijks genieten op Stamford Bridge. Maar de echte magie vond plaats in de punt van de aanval, waar een gedrongen Italiaan met een fluwelen techniek en een boomlange, kopsterke Noor een droomduo vormden. Gianfranco Zola en Tore Andre Flo. Italiaanse passie versus Noorse nuchterheid. Romeinse finesse gecombineerd met Scandinavisch fysiek. Mediterraanse dribbels naast trek- en sleurwerk uit het land van de fjorden. De twee wisten elkaar blindelings te vinden en scoorden samen meer dan 100 doelpunten voor de Londense club. De FA Cup-winst van 2000 betekende het absolute hoogtepunt van een van de meest legendarische én goedlachse spitsenduo’s uit de historie van de Premier League.
Flo was in alles de belichaming van het Noorse voetbal van die tijd. Sympathiek én effectief. Fysiek sterk én technisch vaardig. Maar ook: een beetje net niet. Want die overwinning tegen Brazilië mag dan historisch zijn, in de achtste finale werden de Noren er alsnog uitgeknikkerd door Italië. En de glorietijd van Tore Andre in Londen duurde uiteindelijk slechts drie seizoenen. Na de FA Cup-overwinning begon de aanvaller aan een lange zwerftocht, die hem langs Schotland, Noorwegen, Italië en zelfs de lagere regionen van het Britse profvoetbal bracht. Hij pikte overal nog wel zijn goaltjes mee, maar zo succesvol als voor de eeuwwisseling was hij niet meer. Mijn herinnering aan de Noorse reus blijft echter recht overeind staan. De zondagochtenden dat ik in mijn pyjama geboeid toekeek hoe hij met zijn lange latten en welgemikte kopballen de vijandige netten liet bollen – dat is voor mij Tore Andre Flo.
Oktober 2015. Ik zie dat Noorwegen – in tegenstelling tot Nederland – nog steeds kans maakt op plaatsing voor het EK van volgend jaar. Dat zou de eerste eindronde sinds 2000 zijn. Is het een eenmalige opleving of zit het Noorse voetbal weer in de lift? Ik hoop vurig op het laatste. Opdat de Premier League maar overspoeld mag worden met nieuwe Noorse iconen. Tore Andre Flo geeft zelf alvast het goede voorbeeld.
Elke maand de beste odes en lijstjes in je mailbox? Meld je aan!
Tekst: Erik Molkenboer
1 Comment