Er is een tijd dat RKC Waalwijk geen lelijk eendje is, maar een gewaardeerde subtopper in de Eredivisie. Een tijd dat het linkerrijtje eerder regel dan uitzondering is. Een tijd waarin niemand in Waalwijk vreemd opkijkt dat een gelouterde speler met internationale ervaring het blauwgele tricot draagt. Een speler als Dejan Govedarica.
Met luid gejuich wordt de middenvelder in de zomer van 1998 onthaald in Waalwijk. De kleine Brabantse gemeente is in die jaren een geliefd toevluchtsoord voor spelers uit het uit elkaar vallende Joegoslavie. Zeljko Petrovic gebruikt RKC als springplank naar de grote broer uit Eindhoven en Darije Kalezic behoort jarenlang tot het meubilair van Piet Mandemakers. Dejan Govedarica wordt dan ook met open armen ontvangen. Dat de boomlange Joegoslaaf rookt als een ketter vinden ze in Waalwijk allang prima: tegen een speler met een WK nog vers in de benen zeg je geen nee.
De ware aard van de nieuwe sterspeler komt al snel boven. Dejan is behulpzaam. Niet te beroerd om het vuile werk op te knappen voor zijn teamgenoten. In het sterrenelftal van Joegoslavië – met Savo Milošević, Predrag Mijatović en Dejan Stanković, om er een paar te noemen – maar ook gewoon in Waalwijk. Een WK-ganger zonder spatjes. Waar zijn Joegoslavische ploegmaats wekelijks schitteren in San Siro of Bernabeu, loopt Govedarica elk weekend de gaten dicht voor de immer goed gekapte gebroeders Cornelisse, goaltjesdief Ricky Hoogendorp of de oude vos Carlos van Wanrooy. De achttienvoudig international cijfert zichzelf zonder mokken weg. Laat anderen maar in de schijnwerpers staan, zo lijkt hij te denken, als ze mij m’n sigaretje maar niet afpakken. Als Goofy een wereldgoal maakt in de Arena, loopt hij dan ook op timide wijze terug naar eigen helft, de schouders kenmerkend gebogen.
De solide Serviër heeft maar één missie: het beste in zijn teamgenoten naar boven halen. Angst inboezemen bij de tegenstander behoort zodoende ook tot zijn takenpakket en dat kan Dejan als de beste. De rijzige gestalte, de ingevallen kop met diepliggende ogen en de natte krullen: een blik van Govedarica in de catacomben is al genoeg om menig spelverdeler met knikkende knieën het veld op te laten komen. Een man die je niet wil tegenkomen in een donker steegje en zeker niet op het veld. Een aanwinst dus voor ieder team, dat ziet Martin Jol in 1998 ook. Govedarica maakt de hooggespannen verwachtingen waar. Aan de hand van de ranke middenvelder ontpopt RKC zich ras tot stabiele subtopper en maakt het de beste jaren in haar bestaan door.
Anno 2015 kijken de blauwgelen slechts met weemoed terug op die gouden jaren rond de eeuwwisseling. Govedarica steekt in de tussentijd nog een peuk op, wachtend op een telefoontje uit Brabant. Hij weet precies wat RKC nodig heeft om oude tijden te doen herleven: een gelouterde trainer met internationale ervaring.
Elke maand de beste odes en lijstjes in je mailbox? Meld je aan!
Tekst: Erik Molkenboer
1 Comment