De bal rolt het veld uit. De grensrechter houdt zijn vlag met 2 handen recht boven zijn hoofd. De scheidsrechter blaast op zijn fluitje en wijst naar de dug-outs. Er komt een wissel aan. De lange spits fronst. Is het weer zo ver? Ja hoor. Zijn rugnummer verschijnt op het bord van de vierde official. Berustend sjokt-ie naar de kant. Het is zijn lot: Glen Salmon wordt weer eens gewisseld.
De Zuid-Afrikaan begint zijn carrière als basisspeler in het toenmalige Fujifilm-stadion in Breda. Daar schiet hij NAC in zijn eerste seizoen direct naar het kampioenschap van de Totodivisie. Na 2 Eredivisiejaren bij de Parel van het Zuiden vertrekt Glen naar de Trots van het Noorden. Maar in Groningen komt de aanvaller moeilijk uit de verf. De later zo kenmerkende rimpels in zijn voorhoofd verschijnen voor het eerst. Zijn doelpuntenproductie stokt en hij wordt steeds vaker gewisseld.
Niet gek, want de concurrentie is moordend in de Martinistad. Zo bevat het Groningse keurkorps bij de komst van de Zuid-Afrikaan gelouterde topspitsen als Martin Drent, Dejan Curovic en Rolf Landerl. Later komen daar ook nog eens doelpuntenmachines als Erik Nevland en Luis Suarez bij. Glen pendelt tussen bank en veld en de groeven in zijn voorhoofd verschijnen steeds vaker. Langzaam maar zeker wordt het de drievoudig international van Zuid-Afrika pijnlijk duidelijk: hij is te groot voor het servet, maar te klein voor het tafellaken. Voor hem rest niets dan de wisseltrofee.
Hoe gaat Glen met zijn status als wisselspeler om? De gerimpelde goalgetter loopt niet in 7 sloten tegelijk. Waar andere spelers mokken, de uitgestoken hand van hun coach weigeren of tegen een bidon schoppen, ondergaat Glen zijn wissel als een man. Hij zeurt niet, maar laat zijn voeten spreken. De volgende match pakt hij zijn moment wel. Zoals met zijn oogverblindende treffer tegen Feyenoord in 2007. Hij gaat alleen op de keeper af, maar scoort niet. De bal blijft hangen en hij krijgt een tweede poging. Een verbluffend stiftje volgt. Het publiek danst. Glen lacht schamper. Zijn voorhoofdrimpels spreken boekdelen.
Tekst: Dirk van den Heuvel